verhaal

Een kort verhaal dat ik geschreven heb.

Aafje

Het was een mooie zonnige dag in juli. Aafje sloeg haar fietstas open en stopte er een stapel schriftjes in. Als ze stevig door zou fietsen zou ze over een kwartier thuis zijn. Ze woonde er al een halfjaar. Haar vader had gezegd dat het een achterstands wijk was, waar ze beter niet kon gaan wonen. Maar ze had geen keus. De wachttijden voor een woning in de betere wijken waren lang. Dus zat er niets anders op dan een woning in een van achterstandswijken te accepteren.

Nadat ze bij haar flat was aangekomen zocht ze naar een vrij plekje in het fietsenrek. Het was niet eenvoudig om een plekje te vinden. Overal lagen fietsen, schots en scheef tussen de rekken. Fietsen waaraan je kon zien dat ze al een langere tijd niet gebruikt werden.

Ze zette haar fiets op slot en haalde de schriftjes uit haar fietstas en liep naar de ingang. Ze rook de vieze stank van de vuilniscontainers, die tegen de gevel waren geplaatst. Die uitpuilde van de vuilniszakken en ander vuil dat de bewoners hier hadden gedumpt. Dit moest het probleem zijn van de muizen en ratten waar de buurt zo’n last van heeft, merkte ze op. De muizen konden gemakkelijk via de muren de balkons van de woningen bereiken. En zo naar binnen glippen als een balkondeur of keukenraam open stond.

In de hal waren de brievenbussen kompleet gesloopt. De meeste deurtjes konden niet meer op slot en stonden wijd open. Bij een aantal hingen de deurtjes nog aan een schanier. Op de vloer rond de brievenbussen lag het bezaait met kranten en folders. 

Aafje had zich al een tijdje voorgenomen om de problemen in de wijk aan te pakken. Om de bewoners hiervoor te motiveren, zou ze lid worden van de bewonerscommissie. Zo zouden ze een plan van aanpak kunnen maken en de bewoners aansporen om de problemen in de wijk aan te pakken. 

Terwijl ze stond te wachten op de lift stapte een man in een rood jack en een blauw petje de hal binnen. Met neergebogen hoofd, keek hij naar de rommel in de hal.

‘Ze hebben er weer een rotzooi van gemaakt,’ zei hij zuchtend.

‘Ik als huismeester sta hier machteloos tegen over.’

‘Zou het niet helpen als de deurtjes van de brievenbussen gerepareerd werden,’ zei Aafje.

‘Ik heb het verschillende keren melding van gemaakt maar er gebeurt niets.’

‘Nu ik u hier toch tref, weet u misschien wie de contactpersoon is van de bewonerscommissie?’

‘Mevr. van Vlissingen derde etage nummer 112,’ zei hij kort af.

Ze stapte in de lift en zocht naar het knopje van twaalf hoog en drukte erop. Plotseling werd er een plastic zak tussen de liftdeur geduwd waardoor de liftdeur hevig begon te schokken en weer open ging. Een man met een onverzorgd kapsel in een tekort lichtblauw T-shirt, waardoor zijn witte bierbuik zichtbaar werd, stapte hijgend de lift binnen en zei:

‘Ken nog net.’

Hij stonk. Ze deed een paar stappen achteruit om de walm van bier vermengt met oud zweet te ontwijken. Op drie hoog stapte hij uit. De smerige lucht bleef hangen.

Ze stak haar sleutel in het sleutelgat en duwde de deur van haar flat open. Mieke de poes kwam in een drafje naar haar toe lopen.

‘Hoi lieverd,’ en aaide haar over haar kopje.

‘Je krijgt zometeen je brokken nog even wachten,’ zei ze en lag de schriftjes op tafel. Ze zou ze morgen even na kijken. 

Ze moest aan Bas denken, het jongetje dat maar moeilijk aansluiting kon krijgen in de klas. Ze zou maandag contact opnemen met zijn ouders. Ze vermoedde dat hij thuis problemen had. Ze had zijn moeder een keer ontmoet. Dat was tijdens zijn eerste schooldag. Ze was brand mager en zag er onverzorgd uit. Het zou best eens kunnen dat er drugs in het spel was.

Ze keek met volle trots naar haar woning. De mooie laminaat vloer, met daarop het zwarte leren bankje. De glazen salontafel met een vaasje met madeliefjes. De grenen eettafel met de matglazen lamp. Ze was haar familie heel dankbaar, die haar zo geholpen hadden met de inrichting van haar flat. Haar vader die elke dag, een week lang, in haar flat bezig was geweest met schilderen en behangen. Hij was ook al dik in de zeventig.

Het eerste waar ze tijdens haar ontbijt aan dacht was mevrouw van Vlissingen van de bewonerscommissie. Het leek haar het beste om haar eerst even te bellen om kennis te maken. En dan zou ze een eerste afspraak kunnen maken. In het telefoonboek zocht ze naar het telefoonnummer. En toetste het in op haar telefoon.

‘Hoi met Dirk.’

‘Hallo met Aafje van Bentum, ik wil graag kennis maken met de bewonerscommissie.’

‘Oh dan moet u niet bij mij zijn, ken u effe wachte, dan geef ik Jolanda effe,’ zei hij met een Zaans dialect.

‘Jo er is iemand aan de telefoon voor je,’ hoorde Aafje hem roepen.

‘Hallo met Jolanda.’

‘Ja met Aafje u bent van de bewonerscommissie?’

‘Ja dat klopt.’

‘Ik zou graag lid willen worden van de bewonerscommissie, zou dat kunnen?’

‘Ja dat ken.’

‘Kunnen we een afspraak maken voor een kennismakingsgesprek?’ vroeg Aafje

‘Dat ken. Vanmiddag drie uur Ken je dan?’

‘Dat is prima. Dan zie ik u vanmiddag dag,’ zei Aafje en hing op.

De mevrouw sprak met hetzelfde dialect als de man.

Nadat ze een kop thee had gemaakt, ging ze op de bank zitten. Als eerste zou ze het vuilcontainer probleem aan de orde stellen. Dit is belangrijk om het probleem van de muizen op te lossen. Als tweede zou ze het probleem van de brievenbussen aan de orde stellen. Dit is echt een ramp, mensen zijn er niet zeker van of ze post, die voor hen bestemd is, ook daadwerkelijk ontvangen. Ook zou ze voorstellen om de huismeester uit te nodigen om deel te nemen aan de gesprekken.

Ze stond op en vulde de etensbak van Mieke.

‘Kom Mieke verse brokken,’ riep ze.

Ze ging aan de eettafel zitten en trok de schriftjes naar haar toe en sloeg het bovenste schriftje open en maakte, indien nodig wat aantekening. Ze moest aan Bas denken, het jongetje dat maar moeilijk aansluiting kon vinden in de klas. De laatste keer vroeg hij of hij zijn schoenen uit mocht doen, omdat zijn voeten zo’n pijn deden. Die jongen liep op veel te kleine schoenen. Zijn blonde haren waren veel te lang. Zijn broeken waren vaak te kort. 

Na een aantal schriftjes, had ze het schriftje van Bas voor zich. Ook dit keer had hij maar drie woordjes opgeschreven: ‘Pap mam stom.’ Dit is het enige wat hij tijdens het dictee had opgeschreven en woorden die niet eens in het dictee voor kwamen. Ze vermoedde dat hij op deze manier om hulp vroeg. Maandagmiddag na school zou ze met hem mee lopen naar zijn huis om pols hoogte nemen.

In de lift zocht ze naar het knopje van driehoog. En drukte erop. Het moest op nummer honderd en twaalf zijn, herinnerde ze zich. De liftdeur ging op driehoog open. Ze liep via de hal de galerij op. En zocht nummer honderd en twaalf. Na een stukje lopen vond ze het nummer. Hier moest het zijn. Ze probeerde aan te bellen maar dat kon niet. Het drukknopje van de bel was er niet meer… Ze besloot om dan maar even op het raam te tikken. De ramen waren vies, alsof ze in geen maanden waren gelapt. Er werd open gedaan. Tot haar verbazing was het de zelfde man die ze gisteren in de lift tegen was gekomen. Hij zag er nog even slonzig uit, als gisteren. Met zijn te krappe licht blauwe T-shirt, waardoor zijn witte bierbuik zichtbaar was.

‘Goedemiddag ik kom voor de bewonerscommissie,’ zei ze wat onzeker.

‘Kom, Jo zit al op je te wachten,’ zei hij even lomp als hij eruit zag.

De man liet zich vallen op de bank, met voor hem op de salontafel een hele reeks bierblikken. Het stonk er naar sigarettenrook, vermengt met bier en oud zweet. De gordijnen waren half gesloten. Aan de grote tafel zat een mevrouw dat vermoedelijk mevrouw van Vlissingen moest zijn, in een vale spijkerbroek en een even slonzig T-shirt. Voor haar op de tafel stonden een aantal sherry flessen. In haar rechterhand had ze een sigaret.

‘Ga daar maar zitte Aafje, weetje allemaal hake ze af.’

Aafje schoof een stoel van de tafel en ging zitten. Ze kon geen woord uitbrengen. Ze vroeg zich af waar ze nu in beland was.

‘Wil je wat drinke, een sherry?’ voeg ze.

‘Nee dank u.’

‘Ik ben de enigste nog over van de buurtcommissie. De andere kwame gewoon niet meer opdage,’ zei ze verontwaardigd.

‘Wist je het al Aafje? Morgen staat de zomer feesttent er weer, net zoals de voorgaande jare.’

‘Ik en mijn man gaan. Het is er altijd erg gezellig, gratis drinke en happies.’

‘De wethouder komt ook. Hij betaalt alles, dat doet ie elk jaar. Zo is het toch Dirk?’

Een onverstaanbaar gemompel kwam vanuit de richting van de bank.

‘Jij Aafje, komt toch ook?’ zei ze terwijl ze een peuk in de asbak uit drukte.

‘Ik ga nu maar. Ik zie u morgen wel in de feesttent,’ zei Aafje en ze stond op en vertrok.

Wat moet ik hier mee dacht ze, terwijl ze in de lift stond. Een alcoholist die de bewonerscommissie moest voorstellen. Wat een teleurstelling. Thuis nam ze een douche om de vieze lucht van zich af te wassen. De wethouder zou ook naar het buurtfeest komen. Als ze daar heen zou gaan kan ze hem misschien aanspreken. En kon ze zich uitlaten over de vele problemen in de buurt. Zodat hij de problemen in de gemeente raad kon bespreken.

Het was druk rond de tent. Overal stonden party tafeltjes waar de mannen met hun glasbier rond hingen en luidruchtig lol maakte. In de, met rood en geel gestreepte, tent was een provisorische bar geïnstalleerd. Met twee bier pompen, waar de mannen zich hadden verschanst om hun bierglas te laten vullen. In de tent klonk de muziek van Andre Hazes: ‘Geef me je angst.’

Het was half vijf en ze had nog geen wethouder gezien. Ze besloot om naar huis te gaan, weg van de luidruchtige tent met bierdrinkende mannen en harde Andre Hazes muziek. Op de terugweg naar huis dacht ze aan het jongetje Bas, dat altijd op te kleine schoenen liep. Ze zou met het bezoek aan zijn ouders hopelijk meer resultaat boeken, dan met de bewonerscommissie, dacht ze moedeloos.